Aan informatie over teken en de ziekte van Lyme is bepaald geen gebrek. De jaarlijkse Week van de Teek – dit jaar van 15 tot en met 21 april – wordt al meer dan tien jaar georganiseerd, de Tekenradar van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Universiteit Wageningen stamt al uit 2012, en de Lymevereniging – waarvan een van de zelfbenoemde hoofddoelen is “om met goede informatie besmetting te voorkomen” – bestaat zelfs al sinds 1994. Voor de aspecten van Lyme waar nog niet zo veel over bekend is – met name de vraag waarom ongeveer één op de vijf Lymepatiënten ook ná behandeling met antibiotica erg veel ziektelast blijft ondervinden – voert het RIVM samen met het AMC, Radboudumc en de Gelreziekenhuizen Apeldoorn diverse onderzoeken uit naar de behandeling van en klachten door Lyme. Zoals ook bioloog Arnold van Vliet, mede-oprichter van Tekenradar.nl, opmerkt: “Er wordt in Nederland met man en macht aan de bestrijding van Lyme-problematiek gewerkt.”
Steeds meer Lymebesmettingen
Alle voorlichting en goede zorgen ten spijt is er toch sprake van een stijgende lijn in het aantal Lymebesmettingen; in 2018 meldde het RIVM op basis van een peiling bij huisartsen dat het aantal Lymepatiënten de afgelopen twintig jaar zelfs is verviervoudigd, naar 27.000 gevallen in 2017. Op basis van meer dan een miljoen tekenbeten per jaar lijkt dat aantal besmettingen eigenlijk nog best mee te vallen, maar de getroffenen – zeker degenen die te maken krijgen met langdurige, of zelfs chronische, Lyme – zullen daar weinig boodschap aan hebben. Arnold van Vliet: “Het merendeel geneest door antibiotica, maar twintig procent heeft heftige klachten.”
Die klachten variëren van griepverschijnselen, aanhoudende vermoeidheid en gewrichtspijnen tot in de ernstigste gevallen zelfs hartritmestoornissen en hersenvliesontsteking. Het bekendste symptoom van Lyme zijn de beruchte rode ringen, die ontstaan binnen een paar dagen nadat je gebeten bent door een met de Borrelia burgdorferi-bacterie besmette teek. Toch toont Lyme ook hierin al waarom het als een grillige ziekte bekendstaat, want niet iedere Lymebesmetting leidt tot rode ringen; je kunt ook besmet zijn zonder ooit een kring te zien. Diederik Brandwagt, arts infectieziektebestrijding bij GGD regio Utrecht, spreekt dan ook van “in het gelukkige geval dát er een rode ring ontstaat”: “Als je een rode ring ziet, weet je dat je besmet bent, dan kan je behandeld worden en ben je in de meeste gevallen daarna klaar. Mensen bij wie die ring niet verschijnt, gaan pas later of niet naar de huisarts, dus kan de behandeling ook pas later starten.”
Veel teken en Lyme, toch weinig vragen
Brandwagt heeft ook het idee dat het met de beschikbare informatie over teken en Lyme wel goed zit, want hij krijgt er bij de GGD – waar voorlichting tot zijn takenpakket behoort – nauwelijks vragen over van het publiek. En dat terwijl zijn bosrijke regio, Utrecht, volgens hem een ware “tekenhotspot” is, met veel teken, veel tekenbeten en relatief veel Lymebesmettingen. Maar weinig vragen dus. “Er is over teken en Lyme online heel veel goed informatiemateriaal te vinden, ik kan me voorstellen dat mensen met googelen een heel eind komen.”
Waarom dan toch die toename? Daarover bestaan verschillende hypotheses, maar een sluitend antwoord ontbreekt, doordat er nog niet genoeg onderzoek gedaan is. GGD-arts Brandwagt loopt de mogelijkheden langs: “Het kan daadwerkelijk een toename zijn van het aantal teken of het aantal besmette teken; in combinatie met mensen die vanwege de nadruk op gezond leven meer het groen opzoeken kan dat leiden tot meer tekenbeten en meer ziektegevallen. Maar het zou ook kunnen dat mensen vanwege de grotere bekendheid van Lyme eerder met een tekenbeet naar de huisarts gaan en dat er daardoor meer geregistreerd wordt. Het lijkt wel dat er sprake is van een echte toename van teken en tekenbeten, maar helemaal zeker is dat dus niet.”
Reeën en vogels zijn gastheren voor teken
Wat wel duidelijk is, is dat teken in hun eentje nergens komen. Ze hebben ‘gastheren’ nodig, dieren – met name knaagdieren, maar soms ook grotere dieren als vogels of reeën. Of mensen waar ze zich in vast kunnen bijten, om zo aan hun ‘bloedmaaltijd’ te komen, want bloed is het enige voedsel dat teken tot zich nemen. Onafhankelijk onderzoeker op het gebied van teken en Lyme en andere biologische risico’s, Fedor Gassner, beaamt de opmerking van de interviewer dat het lugubere beestjes zijn: “Veel parasieten zijn best wel gruwelijk, vliegenlarven die eitjes leggen onder je huid bijvoorbeeld. Maar teken zien er ook nog een beetje spinachtig uit, en met een microscoop zie je hun akelige monddelen met weerhaken, dan lijken het net een soort aliens.”
Toch mogen we in Nederland nog van geluk spreken met onze teken, want Gassner vertelt ook dat er in Noord-Afrika en Turkije een veel agressievere soort bestaat, die mensen soms wel honderd meter achtervolgen. “Die komen Nederland soms weleens binnen op de rug van trekvogels, maar gelukkig zijn er geen aanwijzingen dat ze in ons klimaat kunnen overleven, want dat zijn echte terrorteken. Daarbij vergeleken lijkt het schapenteekje in Nederland best onschuldig, maar toch zijn er mensen waarvan hun hele leven erdoor ontregeld is.”
Een milder klimaat lijkt goed voor teken
Een van de mogelijke verklaringen voor de ogenschijnlijke toename van het aantal teken en Lymebesmettingen is de klimaatverandering; een milder klimaat is, tot op zekere hoogte, goed voor teken. Tekenradar.nl ontleent zijn naam – in de trant van Buienradar – aan een kaart van Nederland waarop de “Tekenverwachting” te zien is; het activiteitsniveau van tekennimfen (het stadium waarin teken het vaakst steken), variërend van minimaal tot zeer hoog, gebaseerd op de waargenomen weersomstandigheden, de meerdaagse weersverwachtingen en het moment van het jaar. De zomermaanden juni en juli zijn van oudsher de piekmomenten in het aantal tekenbeetmeldingen dat de site ontvangt. Oprichter Arnold van Vliet: “Bij hogere temperaturen is er meer activiteit van nimfen, behalve als het te droog wordt, dan kruipen teken weg. Maar als de temperatuur stijgt zijn de omstandigheden langer in het jaar goed, en dan zijn er ook meer vruchten, eikels en beukennootjes, wat goed is voor vogels en knaagdieren, de gastheren van teken.”
Onderzoeker Gassner hanteert een helder mantra over waar je teken tegenkomt: “Teken zitten in dode bladeren en hoog gras in de buurt van bomen en struiken.” Als je in de natuur bent geweest zonder er direct contact mee te maken, is er dus niets aan de hand. Maar na een sanitaire stop in de bosjes, of bij lang gras dat tijdens het fietsen of hardlopen langs je benen strijkt, dan moeten er alarmbellen gaan rinkelen.
Tekencontrole, tekencontrole, tekencontrole…
Welke expert je het ook vraagt, welke website of informatiefolder je ook leest, over één ding zijn ze het allemaal eens: de belangrijkste manier om te voorkomen dat je Lyme krijgt is door je lichaam op teken te controleren na iedere keer dat je in het groen bent geweest. Als iedereen dat zou doen zou het jaarlijks een hele hoop Lymegevallen schelen. Zoals GGD-arts Diederik Brandwagt stelt: “Een tekencontrole nadat je in het groen bent geweest, moet net zo normaal worden als je hand uitsteken op de fiets als je afslaat.”
Arnold van Vliet is zich na heel wat jaren als tekenbeetvoorlichter inmiddels goed bewust van hoe moeilijk het is om mensen zo ver te krijgen dat ze een tekencheck doen. “Mensen denken er vaak niet aan, ze vergeten het gewoon. Of ze vinden het moeilijk. Of ze zijn er bang voor, en negeren het daarom, steken hun kop in het zand. Dat is jammer, want het is helemaal niet zo ingewikkeld.”
Ook teken binnen de bebouwde kom
Ook zzp-onderzoeker Fedor Gassner ziet het als zijn belangrijkste taak als bioloog om mensen uit te leggen dat tekencontrole een dagelijkse routine moet worden, want dat teken mensen vinden staat buiten kijf. En niet alleen in bos of natuurgebied, ook binnen de bebouwde kom zijn besmette teken te vinden, ontdekte Gassner bij onderzoek (dat hij samen met Diederik Brandwagt uitvoerde) in parken in Utrechtse gemeenten. “De kans is kleiner dan in het bos, maar zelf heb ik ook al twee keer een tekenbeet opgelopen in de tuin. Daar kan een teek ook gewoon overleven.”
Diederik Brandwagt bracht de onderzoeksresultaten van Gassner en hem namens GGD regio Utrecht naar buiten, om mensen er bewust van te maken dat ze ook in het park een tekenbeet op kunnen lopen. “We hebben ook teken gevonden aan de rand van trapveldjes, dus als je een voetbal in de bosjes trapt en eruit haalt, kan je al een risico lopen.”
Hoe controleer je op teken?
Dus, hoe doe je dan zo’n controle? Een van de belangrijkste misverstanden over teken is volgens Gassner hun grootte (of eerder kleinte); geen klein uitgevallen spinnetje, maar een “plat maanzaadje”: “Je moet er met je neus op om het goed te kunnen bekijken.”
Aan online tutorials geen gebrek, maar voor wie liever leest zet Gassner het nog eens uiteen: “Je kunt het beste iemand zoeken die het voor je kan doen. Maar hoe dan ook kan je het beste met een spiegeltje voor de spiegel gaan staan, op een plek met goede verlichting. En dan met een hoofdlamp, of het lampje van je smartphone, alle donkere plekjes aan je lichaam afgaan; kruis, oksels, knieholtes, voeten, tussen de tenen. Bij kinderen ook in de haren, op de haargrens, achter de oren.”
Tekentang, pincet, nagels
Heb je eenmaal een teek ontdekt, dan moet hij eruit. Gassner zweert daarvoor bij een puntig pincet, Arnold van Vliet noemt als eerste optie een tekentang. Maar desnoods met je nagels. Van Vliet: “Als die teek er maar uit komt.”
Wie een teek verwijdert binnen 24 uur na de beet is namelijk bijna altijd op tijd om Lyme te voorkomen. Juist daarom is regelmatige controle zo belangrijk. Daarnaast kun je als je gebeten bent de beet in je agenda te noteren. Dertig procent van de mensen met Lyme heeft nooit een tekenbeet gezien. Fedor Gassner: “Die hebben dus niet goed gecontroleerd.”
Teken-encefalitis (TBE)
Voor wie Lyme nog niet afschrikwekkend genoeg vindt, is er ook nog een andere ziekte die teken overdragen: het teken-encefalitisvirus, dat in uiterste gevallen kan leiden tot hersen(vlies)ontsteking, en dat inmiddels op enkele plekken in Nederland gevonden is. De kans op besmetting is kleiner dan bij Lyme, en de meeste mensen merken er niets van. Maar aangezien er nog geen behandeling voor is, zijn preventieve maatregelen – zoals tekenwerende kleding – voor wie echt veel in het groen is, geen overbodige luxe. Arts Brandwagt, die samen met (onder andere) Fedor Gassner een artikel schreef over deze nieuwe ziekte: “Toch blijft het belangrijkste dat mensen zich blijven controleren, want de kans op Lyme is vele malen groter.”
© Nationale Zorggids / Harmen van der Meulen